Op dinsdag durft Zors wel eens naar de supermarkt te trekken.
Want ja, ook hoofdpersonages moeten eten.
En kakken.
Laat ons maar meteen duidelijk zijn. Ook Zors frequenteerd het toilet. Je zou het hem niet aangeven. Maar eerlijk is eerlijk. Zors heeft geen gouden poepke. Hij durft de binnenkant van het toilet behoorlijk te bevuilen. Daar hoeft volgens Zors ook geen gêne over te bestaan. Toiletten hebben het graag vuil. Het zijn dan ook een beetje de sletjes onder de badkamermeubelen. Maar dat blijft tussen ons.
De supermarkt dus.
Schoenen aan, winterjas tot boven dichtgeknoopt, herbruikbare tas onder de arm en hoppa: voedingsmiddelen inslaan maar.
Bovenstaande tekst sprak Zors luidop uit. Zo af en toe durfde hij wel eens tegen zichzelf te praten. Niet al te vaak. Maar het deed zich wel voor. Zonder antwoord evenwel. Zors’ vader had hem altijd op het hard gedrukt:
“Zors jongen, praten tegen jezelf is niet erg, maar als je begint te antwoorden, dan moet je hulp zoeken.”
En zo geschiedde. Praten kon, antwoorden niet.